Trek de hypotheekrente niet zomaar bij het hoogste inkomen af

Samen met je fiscaal partner kun je bij de belastingaangifte bepaalde inkomsten en aftrekposten verdelen. Je mag dit doen op een manier die voor jullie het voordeligst is. Vroeger was het vaak het beste om de hypotheekrenteaftrek en andere aftrekposten zoveel aan te geven bij degene met het hoogste inkomen. Zeker als die in een hoger belastingtarief viel. Waarom dat inmiddels is veranderd, leggen we hieronder uit.
Het fiscaal partnerschap biedt keuzevrijheid
Fiscaal partners – zoals mensen die getrouwd zijn of samenwoners die met elkaar een huis bezitten – kunnen bepaalde inkomens en aftrekposten onderling verdelen bij de aangifte inkomstenbelasting. Dit kan bijvoorbeeld gaan om de inkomsten uit eigen woning of persoonsgebonden aftrekposten, zoals aftrekbare zorgkosten en aftrekbare giften.
Beperking hypotheekrenteaftrek hoge inkomens
Sinds 2023 is het belastingvoordeel van de hypotheekrenteaftrek in de hoogste tariefschijf in box 1 (49,5%) gelijk aan het tarief van de eerste box 1-schijf van ongeveer 37%. Als de hypotheekrente verminderd wordt met het inkomen in de hoogste tariefschijf (boven € 75.518 in 2024), besparen jullie hierover maximaal ongeveer 37% belasting.
Het inkomen boven € 75.518 (2024) wordt belast met de hoogste belastingschijf van 49,5%. Dat geldt ook voor de inkomensbijtelling van het eigenwoningforfait.
Iemand met een inkomen dat onder € 75.518 blijft, heeft ook ongeveer 37% voordeel van de hypotheekrenteaftrek. Daarnaast betaalt diegene ook maar ongeveer 37% belasting over het eigenwoningforfait. Voor mensen die de AOW-leeftijd hebben bereikt en een relatief beperkt inkomen hebben, kan dat trouwens anders zijn. Over de eerste € 38.098 (geboren vóór 1946: € 40.021) geldt voor hen een tarief van ongeveer 19% (2024). Als de aftrek in die laagste tariefschijf valt, is het voordeel dus ook maar 19%.
Hypotheekrenteaftrek en een scheve inkomensverdeling
Als beide partners een inkomen onder of boven € 75.518 hebben, maakt het niet uit bij wie de hypotheekrenteaftrek wordt opgegeven. Maar als de een meer en de ander minder dan € 75.518 verdient, kan er een groot verschil ontstaan. Dit komt niet alleen door het belastingtarief over het eigenwoningforfait, maar ook door de invloed op heffingskortingen.
Hogere algemene heffingskorting
Verlaagt de aftrek van het negatieve saldo van de inkomsten uit eigen woning (eigenwoningforfait - hypotheekrente) het box 1-inkomen van de minstverdienende partner tussen de € 24.813 en € 75.518? Dan leidt dat in 2024 tot ongeveer 6,6% meer algemene heffingskorting over het negatieve saldo. De partner met een inkomen tussen € 24.813 en € 75.518 krijgt door een aftrekpost dus meer algemene heffingskorting.
Na het bereiken van de AOW-leeftijd is dat voordeel ongeveer 3,4%. Hoe groter het negatieve saldo, hoe groter het effect op de algemene heffingskorting.
Rekenvoorbeeld inkomsten uit eigen woning en algemene heffingskorting
Partner A en B hebben allebei de AOW-leeftijd nog niet bereikt. Ze hebben samen een huis gekocht met een WOZ-waarde van € 500.000. Hun woninghypotheek is ook € 500.000 met 4% rente. De bijtelling van het eigenwoningforfait is in 2024 0,35%, ofwel € 1.750. Ze betaalden in 2024 € 20.000 (4% x € 500.00) aftrekbare hypotheekrente. Het negatieve saldo van hun inkomsten uit eigen woning is - € 18.250 (€ 20.000 - € 1.750). Hun overige inkomens in box 1 zijn € 100.000 en € 50.000.
Minder belasting eigenwoningforfait
Als partner A met het hogere inkomen de ‘inkomsten uit eigen woning’ volledig in de aangifte opneemt, betaalt deze 49,5% belasting over het eigenwoningforfait (€ 886). Terwijl partner B met het lagere inkomen hierover 36,97% betaalt (€ 647). Daar zit dus al een voordeel in. Het fiscale voordeel van de hypotheekrenteaftrek verschilt niet. Zowel A als B bespaart 36,97% belasting.
Extra algemene heffingskorting
Het grootste voordeel ontstaat door de extra algemene heffingskorting. Partner A heeft hier namelijk geen recht op als de aftrekpost in de hoogste tariefschijf (49,5%) valt. Partner B met het lagere inkomen kan hier wél van profiteren.
Omdat het belastbaar inkomen van partner B met € 18.250 wordt verlaagd, krijgt partner B hierover 6,63% algemene heffingskorting (€ 1.209). De aftrek van het negatieve saldo bij de partner met het lagere inkomen levert in dit geval een voordeel van meer dan € 1.400 op (€ 1.209 + (€886 - €647)).
Let extra op vanaf de AOW-leeftijd
Hebben jullie de AOW-leeftijd bereikt dan is het iets ingewikkelder. Als een van jullie een box 1-inkomen beneden ongeveer € 40.000 heeft, geldt namelijk een belastingtarief van ongeveer 19%. Het voordeel van de renteaftrek is dan ook maar 19%. Terwijl dat voor een partner met een hoog inkomen nog altijd ongeveer 37% is.
Daarnaast kan vanaf de AOW-leeftijd een netto aftrekpost tot 3,42% extra algemene heffingskorting leiden. En in bepaalde situaties kan ook de ouderenkorting toenemen. Verlaagt de netto aftrekpost het verzamelinkomen – het inkomen in alle drie de boxen opgeteld – in 2024 tussen € 44.771 en € 58.170? Dan levert dat in sommige gevallen 15% meer ouderenkorting op over de aftrekpost. Dat kan soms veel extra voordeel opleveren.
De belangrijkste informatie samengevat
Hebben jij een je fiscaal partner een scheve inkomensverdeling? Let dan extra op. Het is slim om bij het invullen van de aangifte inkomstenbelasting goed te (laten) controleren bij welke partner de aangifte van de inkomsten uit eigen woning het meeste voordeel oplevert. Vaak is dat namelijk tegenwoordig de partner met het lagere inkomen. Het kan honderden tot soms wel duizenden euro’s verschil maken.
Boven de AOW-leeftijd kunnen de verschillen, zowel in positieve als negatieve zin, ver uiteenlopen. Dat komt vooral door de lagere eerste tariefschijf in box 1 en de invloed van de ouderenkorting.