Opeens vermogend: schulden aflossen of niet?

Een schuld heb je meestal omdat je het geld voor een aankoop zelf niet hebt. Denk aan een woninghypotheek. Maar wat als je opeens over een groot bedrag beschikt, bijvoorbeeld na een erfenis? Kun je dan beter de schuld aflossen of niet?
Rendementskwestie
Aan het hebben van schulden zit zowel een financiële als een emotionele kant. Niet iedereen voelt zich happy bij het hebben van schulden. Sommige mensen beginnen er überhaupt niet aan. Of gebruiken elke cent die zij over hebben om schulden direct af te betalen. Maar zuiver geredeneerd vanuit een financiële benadering is het in wezen een rendementskwestie.
Je kijkt naar de nettokosten van het hebben van een schuld, na verrekening van het eventuele belastingvoordeel. En vergelijkt die met het nettorendement – na kosten en belastingen – dat je eigen geld naar verwachting zal opbrengen. Wanneer je nettorendement hoger is dan de nettokosten van de schuld, is het voordelig om de schuld te laten bestaan. Maar maak je minder nettorendement dan de nettokosten, dan is het voordeliger om de schuld af te lossen.
Hierbij moet je vooruit kijken en een inschatting maken van je situatie in de toekomst. Dat geldt voor het (verwachte) rendement en de belasting die daarvan afgaat. Maar ook voor de rente die je over de schuld betaalt en het fiscale voordeel daarvan bij je aangifte inkomstenbelasting.
Nettorendement op eigen vermogen
Om te bepalen wat je netto overhoudt van het rendement op je vermogen in box 3, moet je ook rekening houden met de belasting die nog van dat rendement afgaat. Het belastingtarief in box 3 bedraagt 36% voor 2024. De bedoeling is dat vanaf 2027 de belasting zal worden berekend over het werkelijke rendement, boven een bepaald heffingvrij inkomen. In dat geval houd je – als het tarief niet verandert – dus 64% van het rendement over na belasting.
Tot die tijd is in beginsel de huidige Overbruggingswet box 3 van kracht. Daarbij wordt de belasting nog steeds berekend op basis van forfaitaire – voor iedereen gelijk veronderstelde – rendementspercentages over de waarde van je vermogen op 1 januari (peildatum). Hierbij geldt een ‘heffingvrij vermogen’ van € 57.000 per persoon (fiscaal partners samen € 114.000). Het vermogen in box 3 wordt onderverdeeld in drie categorieën: ‘banktegoeden’, ‘overige bezittingen’ en ‘schulden’. Voor elke categorie geldt een apart rendementspercentage. Voor ‘overige bezittingen’ wordt het rendementspercentage jaarlijks vooraf berekend op basis van een langjarig gemiddelde in het verleden. Dit komt voor 2024 uit op 6,04%. Wat in de praktijk flink kan afwijken van het werkelijk te behalen rendement. Bij een tarief van 36% komt de belasting neer op circa 2,17% van het vermogen, namelijk 36% x 6,04%.
Voor ‘banktegoeden’ (en ook voor ‘schulden’) wordt het rendementspercentage jaarlijks achteraf vastgesteld. Voor ‘banktegoeden’ wordt gekeken naar de gemiddelde rente op kortlopende deposito’s, zoals maandelijks gepubliceerd door De Nederlandsche Bank (DNB). Daardoor ligt het forfaitaire rendement voor ‘banktegoeden’ dichter in de buurt van de werkelijke rente op spaargeld. In 2023 kwam dat percentage uit op 0,92%. Stel dat het gemiddelde voor 2024 bijvoorbeeld uitkomt op 1,5% dan zal de effectieve belasting 36% x 1,5% = 0,54% bedragen.
Nettokosten van de schuld
Om de nettokosten van een schuld te bepalen, moet je de rente die je over de schuld betaalt corrigeren met het belastingvoordeel dat de schuld oplevert. Het maakt daarbij verschil of de schuld fiscaal gezien in box 1 of in box 3 zit.
Eigenwoningschuld in box 1
Als eigenwoningbezitter moet je jaarlijks een bepaald percentage van de WOZ-waarde bij je inkomen in box 1 optellen. Tot een WOZ-waarde van € 1.310.000 is dat 0,35%; over het eventuele meerdere boven deze grens geldt een bijtelling van 2,35% van de WOZ-waarde (cijfers 2024). Afhankelijk van je overige inkomen in box 1 betaal je hierover maximaal 49,5% inkomstenbelasting. In 2024 is dat het geval over inkomen in box 1 boven € 75.518.
De betaalde rente voor een eigenwoningschuld in box 1 mag je onder voorwaarden aftrekken van het inkomen in box 1. De fiscale besparing is maximaal circa 37%. De nettokosten van de schuld komen dan op ongeveer 63% van de betaalde rente. Deze berekening geldt als je slechts een beperkte aflossing doet op je hypotheek en de rente op de resterende schuld meer blijft bedragen dan de bijtelling van het eigenwoningforfait.
Voorbeeld 1A
Charlotte heeft een woning met een WOZ-waarde van € 400.000 en een hypotheekschuld van € 300.000 à 4% rente. Haar inkomen in box 1 bedraagt € 70.000. Ze beschikt over een beleggingsportefeuille van € 500.000. Zij overweegt om € 50.000 (extra) af te lossen op haar hypotheek. Het eigenwoningforfait bedraagt in haar geval 0,35% van € 400.000 = € 1.400. De rente over de hypotheekschuld vóór aflossing is 4% over € 300.000 = € 12.000. Na (extra) aflossing van € 50.000 betaalt zij 4% x € 250.000 = € 10.000 rente. De nettokosten van het af te lossen bedrag komen op ca. 63% x 4% = 2,52%.
Aflossen is in dit geval dus voordelig als het nettorendement na belasting op haar eigen vermogen in box 3 minder is dan 2,52%. Uitgaande van belastingheffing op basis van het forfaitaire systeem, zou aflossen voordelig kunnen zijn als haar vermogen (‘overige bezittingen’) minder dan circa 4,69% rendement oplevert. Na aftrek van 2,17% belasting (cijfer 2024) blijft daar immers 2,52% netto van over. Als we rekenen met 36% belasting over het werkelijke rendement, dan zou het voordelig zijn om af te lossen bij een rendement beneden ongeveer 3,94%. Na aftrek van 36% belasting blijft daar ook circa 2,52% van over.
De berekening wordt iets ingewikkelder als je (vrijwel) de gehele hypotheekschuld aflost. Je betaalt dan als gevolg van de zogenaamde ‘Hillenaftrek’ minder belasting over het eigenwoningforfait. Voor een zuivere vergelijking moet je dat in de berekening meenemen. Na volledig aflossen van de hypotheekschuld betaal je in 2024 door de Hillenaftrek slechts belasting over 20% van het eigenwoningforfait. Daar komt elk jaar 3,33%-punten bij, doordat de Hillenaftrek sinds 2019 in 30 jaar wordt afgebouwd tot nul.
Voorbeeld 1B
Charlotte uit voorbeeld 1 vraagt zich af wanneer het interessant wordt om haar hypotheekschuld geheel af te lossen. Na volledige aflossing van haar hypotheek betaalt zij geen rente meer. De nettokosten van de rente die zij niet langer hoeft te betalen komen op ca. 63% x 4% = 2,52%. Zij bespaart in dit geval in 2024 ook circa 37% x 80% x eigenwoningforfait € 1.800 = circa € 533. Op een schuld van € 400.000 is dat ongeveer 0,13%. In totaal komen de netto kosten die zij uitspaart door af te lossen op circa 2,65%.
Zolang het nettorendement na belasting op haar eigen vermogen hoger is dan ca. 2,65% is houden van de schuld voordelig. Bij belastingheffing volgens het forfaitaire systeem, zou aflossen voordelig kunnen zijn als haar vermogen (‘overige bezittingen’) minder dan circa 4,82% rendement oplevert (2,65% + 2,17%). Als we rekenen met 36% belasting over het werkelijke rendement, dan zou het voordelig zijn om af te lossen bij een rendement beneden ongeveer 4,14% (2,65%/64%).
Schuld in box 3
Als de schuld in box 3 zit en de belasting zou worden geheven over het werkelijke rendement van het vermogen, dan zou de besparing van de schuld ook 36% van de verschuldigde rente zijn. In dat geval is de rekensom eenvoudig. Aflossen van de schuld is dan voordelig als minder rendement wordt behaald dan de rente die men betaalt over de schuld.
Bij belastingheffing volgens het huidige forfaitaire systeem hangt het fiscale voordeel van de schuld af van het forfaitaire percentage dat van toepassing is. In 2023 was dat percentage 2,46%. Stel dat het gemiddelde voor 2024 bijvoorbeeld uitkomt op 2,50%. Als we de invloed van het heffingvrije vermogen verwaarlozen, dan zal de effectieve besparing uitkomen op 36% x 2,50% = 0,90%. Terwijl de belasting over het eigen vermogen waarmee de schuld kan worden afgelost in 2024 uitkomt op 2,17% (‘overige bezittingen’). Er is dus een ‘belastinglek’ van 2,17% -/- 0,90% = 1,27%. Het rendement op het eigen vermogen moet minstens 1,27% hoger liggen dan de rente die men over de schuld betaalt. Anders is aflossen van de schuld voordeliger. Hierbij moet worden opgemerkt dat schulden in box 3 slechts in aanmerking worden genomen voor zover het totaal uitkomt boven de ‘doelmatigheidsdrempel’ (2024: € 3.700 per persoon).
Voorbeeld 2
Hamza heeft een schuld in box 3 van € 100.000 met een rente van 4%. Hij beschikt over een beleggingsportefeuille van € 300.000. Hij vraagt zich af of het voordeliger is om de schuld af te lossen of te behouden. Bij belastingheffing in box 3 op basis van werkelijke rendementen (en kosten), is het voordelig om de schuld met een rente van 4% te houden, zolang de beleggingen gemiddeld genomen ook minimaal 4% rendement opleveren.
Ligt het rendement structureel beneden 4%, dan is aflossen voordeliger. Bij belastingheffing volgens het forfaitaire systeem, is houden van de lening pas aantrekkelijk als de beleggingen minstens 5,27% opbrengen (rente 4% + ‘belastinglek’ 1,27%). Daarbij houden we rekening met 2,17% belasting over de beleggingen (cijfer 2024) en 0,90% voordeel van de schuld (36% x stel 2,50%).
Aandachtspunten
Aflossen van schulden vóór het einde van de contractuele rentelooptijd, kan betekenen dat je een vergoedingsrente aan de bank moet betalen. Dat speelt met name als de rente op de lening die je wilt aflossen hoger is dan de rente die de bank kan krijgen door het afgeloste bedrag opnieuw uit te lenen gedurende de resterende looptijd.
Doorgaans mag je jaarlijks een bepaald percentage van de oorspronkelijke leensom zonder vergoeding aflossen. Wil je meer aflossen? Dan betaal je een vergoeding over het meerdere. De vergoedingsrente bij aflossing van een eigenwoningschuld in box 1 is fiscaal aftrekbaar in box 1. De 'terugverdientijd' van de netto-vergoedingsrente na belasting is korter naarmate het rendement op je vermogen lager is. En je dus meer voordeel hebt van het verminderen van de schuld.
De afweging om wel of niet af te lossen op je hypotheek wordt een stuk ingewikkelder als je een (bank)spaarhypotheek hebt. Aan de hypotheek is dan een geblokkeerde bankrekening of spaarverzekering gekoppeld. Met maandelijkse (premie)stortingen bouw je belastingvrij vermogen op om de hypotheekschuld aan het eind mee af te lossen. In veel gevallen is het niet voordelig om zo’n (bank)spaarhypotheek te beëindigen. Een hypotheekadviseur kan dat voor je uitrekenen.
Verder moet je goed bedenken dat door af te lossen op een eigenwoninglening, geld komt 'vast te zitten in stenen'. Het is niet altijd makkelijk om dat geld op een later moment weer vrij te maken, zonder de woning te verkopen. En als je al opnieuw een lening op kunt nemen, zal de lening normaliter in box 3 zitten. Zolang in box 3 de belastingheffing op basis van forfaitaire – voor iedereen gelijk veronderstelde – percentages plaatsvindt, kan het fiscale voordeel van een schuld in box 3 behoorlijk afwijken van het voordeel bij een schuld in box 1. Bij belastingheffing op basis van werkelijke opbrengsten en kosten zal dat verschil klein zijn. Gesteld dat de tarieven waartegen de rente kan worden verrekend in box 1 (ca. 37%) respectievelijk box 3 (36%) dichtbij elkaar blijven liggen.