De nieuwe pensioenwet: zes belangrijke punten op een rij

Het Nederlandse pensioenstelsel wordt herzien. Aan de hand van zes punten zetten wij de stand van zaken voor je op een rij. Maar eerst gaan we in op de vraag:
Waarom een nieuw pensioenstelsel?
De belangrijkste reden is de noodzaak ons pensioenstelsel toekomstbestendiger te maken. Door de combinatie van gegarandeerde pensioenuitkeringen, de al jarenlange lage rentestand en de stijging van de levensverwachting, moesten er in het oude stelsel grote buffers worden aangehouden. Dat leidde ertoe dat de pensioenen al jaren nauwelijks gecorrigeerd zijn voor inflatie. In sommige gevallen zijn pensioenen zelfs gekort. Het oude pensioenstelsel is daarnaast gebaseerd op de veronderstelling dat men zijn hele leven bij één werkgever werkt. Maar mensen veranderen tegenwoordig vaker van baan. Het nieuwe stelsel is gunstiger voor mensen met flexibele banen en kortere arbeidscontracten.
Het nieuwe pensioenstelsel:
- De zogenaamde eind- of middelloonregelingen zijn verleden tijd. De hoogte van de toekomstige pensioenuitkering is niet meer gegarandeerd, maar wordt afhankelijk van de ingelegde premies en het daarmee behaalde beleggingsrendement.
In het nieuwe pensioenstelsel beweegt het pensioen daardoor mee met de economie. Het beleggen van het pensioengeld gaat door in de periode dat de uitkeringen zijn ingegaan. De hoogte van de uitkering kan hierdoor elke paar jaar anders zijn. Sommige pensioenuitvoerders geven de mensen die met pensioen gaan, de mogelijkheid te kiezen voor een vaste en gelijkmatige uitkering. In alle gevallen zijn de pensioenuitkeringen levenslang. - Het uitgangspunt is niet langer een met de leeftijd stijgende premie, maar een gelijkblijvend premiepercentage voor iedereen. Deze premie (voor het ouderdomspensioen) mag maximaal 30% van de pensioengrondslag bedragen (het deel van het salaris waarover pensioen wordt opgebouwd).
- Een gelijkblijvend premiepercentage betekent dat binnen een regeling voor iedereen - jong of oud - bij hetzelfde salaris, dezelfde pensioenpremie geldt. Bij een gelijkblijvende premie kunnen jongeren relatief meer pensioen opbouwen dan ouderen. Dit komt doordat hun premie-inleg langer kan renderen. Dit heeft gevolgen voor de groep mensen die nu ongeveer 45 jaar of ouder is. Mensen die al jaren aan het werk zijn, hebben de jonge jaren waarin zij extra pensioen zouden hebben opgebouwd, gemist.
Het nadeel voor deze groep moet worden gecompenseerd. Die compensatie zal per werkgever en pensioenuitvoerder (zoals het pensioenfonds of de verzekeraar) verschillen. Verder hanteren pensioenfondsen (anders dan verzekeraars) in het oude stelsel de systematiek van de doorsneepremie. In dit systeem betaalt de jongere mee aan het pensioen van de oudere werknemer. Dat was in deze systematiek geen probleem: deze ouderen hebben dat ook gedaan voor de ouderen van toen. En de jongeren van nu zouden dat op hun beurt voor hen hebben gedaan. Door het afschaffen van de doorsneepremie heeft deze groep mensen te veel betaald. Hoe dit gecompenseerd gaat worden, is per pensioenfonds verschillend omdat de fondsen er financieel verschillend voor staan en ook de leeftijdsverdeling per fonds niet hetzelfde is. - Het nabestaandenpensioen dat ingaat bij overlijden vóór de pensioendatum is niet langer afgeleid van het ouderdomspensioen, maar van het salaris en kan daarmee hoger uitkomen dan in het oude stelsel. Het partnerpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum is maximaal 50% van het pensioengevend salaris. Het wezenpensioen is maximaal 20% van het pensioengevend salaris. Deze aanspraken worden op risicobasis verzekerd. Dit betekent dat de dekking vervalt bij het einde van het dienstverband. Als de deelnemer overlijdt na het einde van het dienstverband, dan is er geen recht meer op nabestaandenpensioen. Bij een overgang naar een nieuwe werkgever, ondernemerschap of werkloosheid verdient dit aspect extra aandacht.
Als het ouderdomspensioen is ingegaan, verandert het partnerpensioen dat ingaat bij overlijden niet ten opzichte van het oude stelsel. Dit betekent dat een deel van het opgebouwde pensioenkapitaal kan worden gebruikt voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen. - Ondernemers en werknemers zonder pensioenregeling hebben dezelfde ruimte voor opbouw van oudedagsvoorzieningen gekregen, als werknemers met een pensioenregeling. Het aftrekpercentage voor lijfrente is daarom 30% (met in 2025 een maximum van € 35.798) van de premiegrondslag (dat is kort gezegd: het inkomen verminderd met het deel waarover later AOW wordt ontvangen).
- Er is nog steeds discussie over wat te doen met al opgebouwde pensioenen en lopende pensioenuitkeringen. Veel aandacht gaat naar een evenwichtige afweging van de belangen van alle groepen. Het afstemmen van de verschillende onderdelen met de sociale partners, de toezichthouders en uitvoeringsorganisaties kost veel tijd. Hoewel voortvarend te werk is gegaan, wordt de geplande transitiedatum nu toch veel uitgesteld. Pensioenuitvoerders en sociale partners hebben tot 1 januari 2028 de tijd om over te stappen op het nieuwe pensioenstelsel. Van de circa 150 pensioenfondsen zijn de eerste drie op 1 januari 2025 overgegaan. Bij verzekeraars is er in het vierde kwartaal van 2024 al een aantal verzekerde regelingen aangepast.
Verschillen tussen pensioenuitvoerders
Tussen de verschillende pensioenuitvoerders zien we grote verschillen in de hoogte van de pensioenpremie, medewerkersbijdrage en hoogte van het partnerpensioen (voor pensionering). Meer informatie kun je te vinden op Mijn pensioenoverzicht.nl en de webpagina van de desbetreffende pensioenuitvoerder.
Jouw financiële toekomst
Ben je benieuwd of je voldoende pensioen hebt opgebouwd om er later goed bij te zitten? Of wil je eerder stoppen met werken? Tijdens een Financieel Toekomstgesprek kijk je samen met een adviseur van Team Preferred Banking hoe je er nu en later voor staat.