
Zonder de juiste cijfers blijft groene IT een illusie
Bedrijven die gebruik maken van rekenkracht en dataopslag in de cloud en hun IT willen vergroenen, moeten wel weten waar winst te behalen is. Cloud-aanbieders delen vooralsnog echter niet alle cijfers over energiegebruik en CO₂-uitstoot, en doen dat bovendien elk op een andere manier.
Hierdoor weten IT-teams niet goed waar de meeste duurzaamheidswinst te behalen valt, en kunnen ze de invloed van optimalisaties niet meten. Voorlopig ontbreekt het echter aan wettelijke verplichtingen en dwingende standaarden die bepalen welke informatie cloud-bedrijven beschikbaar moeten stellen aan hun eigen klanten.
Negatieve milieueffecten beperken
Wereldwijd verhuizen bedrijven hun IT-activiteiten naar de cloud, en zowel ontwikkeling als gebruik van artificial intelligence (AI) stuwen de vraag naar capaciteit van datacenters. Volgens een schatting van het Internationaal Energieagentschap bedroeg het wereldwijde elektriciteitsverbruik van datacenters in 2024 zo’n 460 terawattuur (TWh), wat overeenkomt met het jaarlijkse verbruik van landen als Zweden of Argentinië. Tegen 2030 verwacht het agentschap een ruime verdubbeling naar 1000 TWh. Ongeveer 40 procent van die stroom zal dan afkomstig zijn uit hernieuwbare bronnen, maar voor bijna de helft blijven kolen- en gascentrales nodig. De CO2-voetafdruk van digitalisering blijft daarmee voorlopig substantieel.
Datacenters zijn de afgelopen jaren steeds efficiënter geworden. Dit heeft sterk te maken met schaalvergroting; een groot datacenter kan de energie voor het koelen van servers – een relatief groot aandeel van het stroomverbruik – verspreiden over een groot aantal afnemers. Ook is er vooruitgang geboekt met nieuwe, meer energiezuinige koeltechnieken en software om het binnenklimaat te beheren. De gebruikers van AI- en clouddiensten, bepalend voor de vraag naar datacentercapaciteit, hebben in de praktijk echter onvoldoende handvatten om de nadelige milieueffecten van hun IT-inspanningen te verkleinen.
Meten is weten
“Vergroening van IT begint altijd met de juiste informatie,” zegt Wiebren van der Zee, specialist op het gebied van groene IT binnen ABN AMRO. “Denk aan data over energie- en watergebruik, emissies, en gebruik van grondstoffen. In onze IT-organisatie verzamelen we deze gegevens voor de werkplekken van onze medewerkers, dus de laptops en schermen, maar ook voor onze eigen datacenters en de clouddiensten die we afnemen.”
Handvatten voor duurzame digitalisering
Samen met diverse organisaties uit de Nationale Coalitie Duurzame Digitalisering (NCDD) heeft ABN AMRO het Sustainable IT Impact Assessment (SIIA) ontwikkeld. Deze tool biedt praktische handvatten en uitgebreide achtergrondinformatie om te starten met de verduurzaming van IT. De adviezen zijn onder andere gebaseerd op de concrete ervaringen van bedrijven en overheden.
Grote cloud-aanbieders proberen sinds enkele jaren in deze informatiebehoefte te voorzien middels CO₂‑dashboards waarmee hun klanten de emissies van hun digitale inspanningen in de gaten kunnen houden. Willem Jan Groenewoud, CEO van softwarebedrijf Ab Ovo, verwelkomt deze golf: “Het is goed dat ze meer transparantie geven dan een paar jaar geleden. Meten is weten.” Het bedrijf zet sterk in op verduurzaming van de software die het voor de ‘mission-critical’ processen van zijn klanten ontwikkelt. “Wij gaan uit van een scenario waarin energie mogelijk gerantsoeneerd gaat worden, en ontwerpen dus software die zo min mogelijk energie gebruikt.”
De cloud-wereld is veel transparanter dan een paar jaar geleden, maar er valt nog een hoop af te dingen op de geboden informatie. Niet alle benodigde gegevens worden verstrekt, en tussen providers lopen meetmethode en detailniveau van de gegevens sterk uiteen.
Papieren werkelijkheid
Het begint al met de manier waarop de cloud-bedrijven hun eigen, organisatie-brede emissies rapporteren. Volgens een analyse van de Britse krant The Guardian stootten de eigen datacenters van de grootste tech-bedrijven bijna acht keer meer uit dan – opgeteld – gerapporteerd. Deze analyse omvatte gegevens van 2020 tot en met 2022.
Het verschil kan worden verklaard door de meetmethode. Vaak is deze ‘markt-gebaseerd’. Dat wil zeggen dat providers hun CO₂‑uitstoot berekenen op basis van het aantal ingekochte certificaten voor groene energie of langjarige afnamecontracten van energie afkomstig van bijvoorbeeld een windpark. Zulke constructies zeggen echter niets over de daadwerkelijke stroommix op de locatie van het datacenter. “Het is een papieren werkelijkheid”, zegt Van der Zee van ABN AMRO. “Groene energie wordt administratief de hele wereld over gesleept.”
Zo kan een cloud-provider ‘garanties van oorsprong’ kopen voor een waterkrachtcentrale in Noorwegen en die boekhoudkundig toewijzen aan een serverpark in Ierland, terwijl dat park deels draait op elektriciteit uit kolencentrales. Op papier is de footprint dan nul, maar in werkelijkheid is er wel degelijk sprake van CO₂‑uitstoot door het gebruik van fossiele energie.
Gemiddelde stroommix
Onder de Europese duurzaamheidswet CSRD, voluit Corporate Sustainability Reporting Directive, is enkel markt-gebaseerd rapporteren niet meer genoeg. Aan de ene kant moeten organisaties gestimuleerd worden om groene energie in te kopen en is het goed dat zij inzicht geven in deze inspanningen, aan de andere kant geeft de markt-gebaseerde meetmethode een te rooskleurig beeld van de daadwerkelijke emissies uit elektriciteitsopwekking. Daarom verplicht de CSRD bedrijven ook ‘locatie-gebaseerd’ te rapporteren. Hierbij geldt de gemiddelde stroommix in de regio waar het bedrijf of datacenter de stroom afneemt als uitgangspunt.
Ook in de emissiedashboards van cloud-bedrijven komen beide meetmethoden terug. De locatie-gebaseerde cijfers worden echter niet in alle gevallen even prominent getoond. Bij Amazon worden de markt-gebaseerde emissiedata naar voren geschoven, en moeten gebruikers doorklikken om inzicht te krijgen in de locatie-gebaseerde cijfers. Microsoft laat locatie-gebaseerde emissies in zijn dashboard zelfs helemaal achterwege.
Locatie-gebaseerd rapporteren
Locatie-gebaseerde emissies worden berekend door het elektriciteitsverbruik in kilowattuur (kWh) te vermenigvuldigen met de lokale ‘emissiefactor’. Deze toont hoeveel CO2-equivalent gemiddeld vrijkomt bij de productie van een kWh aan elektriciteit. In regio’s met windmolens of waterkrachtcentrales is de emissiefactor lager dan in regio’s waar elektriciteit vooral wordt opgewerkt in kolen- of gascentrales. De locatie-gebaseerde meetmethode is een gemiddelde, en vereist geen inzicht in de schommelingen in de energiemix per dag of uur.
Welwillendheid van leveranciers
In de wereld van emissiedashboards bestaan geen dwingende standaarden, en afnemers van cloud-diensten zijn in de praktijk afhankelijk van de welwillendheid van hun cloud-providers in het ontsluiten van informatie. Hierdoor varieert de mate van detail sterk. Zo bieden de meeste maandelijkse cijfers, maar loopt de updatesnelheid uiteen. Sommige providers doen dit constant, andere lopen maanden achter. Ook is er variatie qua fijnmazigheid; nu eens worden de emissies enkel per organisatie of regio getoond, dan weer kan ook tot op het niveau van individuele diensten of projecten worden gemonitord.
Niet alle dashboards nemen daarnaast scope 3-emissies mee in de berekeningen. Waar scope 1 en 2 in dit geval gaan over het gebruik van fossiele energie en fossiel opgewekte elektriciteit voor het draaiende houden van de datacenters, betreft scope 3 de meer indirecte emissies. Deze worden bijvoorbeeld veroorzaakt door productie en afdanking van IT-apparatuur, en de bouw van datacenters en kantoren. De cloud-providers die op scope 3-niveau rapporteren, doen dat overigens ook niet consequent; waar de een zich beperkt tot hardware-productie, rekent de andere bijvoorbeeld ook het runnen van het bedrijfsrestaurant mee.
Boavizta, een initiatief van tientallen Europese IT-bedrijven en adviesorganisaties, heeft een eenduidige manier ontwikkeld om de klimaatimpact van digitale infrastructuur te berekenen. Nu rekent elke cloud-provider op zijn eigen manier, waardoor een incompleet beeld ontstaat en cijfers tussen leveranciers moeilijk te vergelijken zijn. Boavizta stelt bijvoorbeeld gegevens beschikbaar over de milieueffecten van de productie en het vervoer van servers, die bedrijven kunnen gebruiken voor een grondigere berekening van de ecologische voetafdruk van hun IT-activiteiten. Ook Resilio biedt dergelijke data, in combinatie met advies, maar dan als commerciële dienst.
Inzicht voor ontwikkelteams
De cloud-dashboards zijn veelal primair gericht op inzicht en rapportage. Positief is dat sommige aanbieders daarbovenop concreet advies geven over hoe bedrijven hun uitstoot kunnen verminderen. Zo geven Microsoft en Google suggesties om ongebruikte capaciteit af te schalen.
Wel is het voor organisaties met een rijk IT-landschap lastig om de uitstoot op applicatieniveau inzichtelijk te krijgen. Software bestaat in de regel uit meerdere onderdelen die verspreid zijn over projecten, regio’s of diensten. Daardoor blijven de directe effecten van veranderingen die ontwikkelteams doorvoeren – ‘lichtere’ code, of een efficiëntere architectuur – gemakkelijk buiten beeld. “Dit is dan ook de reden dat we hiervoor eigen, AI-gedreven tooling hebben ontwikkeld”, zegt Groenewoud van softwarebedrijf Ab Ovo.
Minder energie gebruiken
Volgens Max Schulze, oprichter van de Sustainable Digital Infrastructure Alliance (SDIA), is de focus op emissies eigenlijk onvoldoende. “We zouden moeten optimaliseren voor minder energiegebruik, voor minder datacenters. We leven op een continent met beperkte ruimte en hulpbronnen”, zegt hij.
Ook de andere experts erkennen dat groene IT begint bij inzicht in energiegebruik. “De uitstoot van een datacenter is geen zuiver meetinstrument”, zegt Groenewoud van Ab Ovo. “Wij brengen op functieniveau eerst de gebruikte elektriciteit in kilowattuur in kaart. Daarna pas kijken we naar de locatie van het datacenter, en de energiemix op die plek.”
Geen van de cloud-providers geeft echter inzicht in het aantal kWh dat hun klanten consumeren. Onlogisch, vindt Schulze van de SDIA, want je moet altijd beginnen met de efficiëntie van je product. “Als je een auto koopt, dan wil je weten hoeveel kilometer je met een liter brandstof kunt rijden om een beeld te krijgen van de efficiëntie van het voertuig. Pas daarna maak je de vertaalslag naar het aantal gram CO2-equivalent per kilometer.”
Alternatieve oplossingen
Diverse partijen springen in het gat dat door de beperkte informatievoorziening van cloud-providers is ontstaan. Zo is er Cloud Carbon Footprint (CCF), een opensource-tool die het daadwerkelijke gebruik van clouddiensten uitleest en omrekent naar zowel kilowatturen (kWh) als CO2-uitstoot. Deze data worden bovendien per uur beschikbaar gesteld, waardoor IT-teams bijvoorbeeld kunnen zien wanneer applicaties het meeste worden gebruikt en welke systemen ’s nachts onnodig blijven draaien.
Hoewel het voor organisaties een mooi startpunt kan zijn voor extra inzicht, is er bij opensource-diensten zoals CCF overigens geen garantie dat deze tijdig en regelmatig wordt geüpdatet. Bij commerciële partijen is die garantie er wel, en diverse betaalde diensten zijn de laatste jaren dan ook gelanceerd, waaronder Greenpixie.
Data van de bron
Alle diensten, van de cloud-eigen dashboards tot extern ontwikkelde oplossingen, zijn gebaseerd op aannames over het energiegebruik van de servers en de digitale diensten die daarop draaien. Daarom gaat project NADIKI, een initiatief van SDIA samen met de Universiteit van Stuttgart en datacenter-operator Kolo, helemaal terug naar de bron: het datacenter. Het verzamelt live meetgegevens via sensoren en koppelt die aan de actuele CO2-intensiteit van het stroomnet. “We hebben overal sensoren, van de stroomvoorziening van het volledige datacenter, tot op rack- en serverniveau”, vertelt Schulze. Deze informatie wordt gebruikt om energiegebruik en emissies voor specifieke workloads te verzamelen.
Schulze: “Dit is de eerste keer dat energie en emissies ‘end-to-end’ worden gemeten.” Het project is nog in de pilot-fase, maar laat wel zien dat er verbetering mogelijk is ten opzichte van de huidige methodologieën.
Blijven communiceren
Toen de emissiedashboards voor de eerste keer werden gelanceerd, werden ze ontvangen als een sympathieke en hoognodige ‘feature’. Sommige van de cloud-dienstverleners hebben grote ambities op het bieden van transparantie en zien het als een bron van onderscheidend vermogen. Over de gehele linie loopt het tempo echter sterk uiteen.
Volgens Van der Zee van ABN AMRO moeten organisaties hun wensen kenbaar maken naar hun IT-leveranciers. “Ze moeten blijven communiceren over het soort informatie dat ze nodig hebben.” Zolang de informatievoorziening niet optimaal is, wordt het gat ingevuld via open source-tools en de diensten van gespecialiseerde softwarebedrijven.
Standaarden zijn er ook, zoals die van Boavizta, en ook het Greenhouse Gas Protocol heeft IT-specifieke richtlijnen. Echte verplichtingen zijn er echter niet, en dat stelt organisaties die hun IT willen vergroenen onnodig voor uitdagingen. Regelgeving kan soelaas bieden, en ervoor zorgen dat alle spelers op dezelfde manier rapporteren.
Lees verder in de technologiesector
Technologie, Media & Telecom (TMT) is een van de snelst groeiende sectoren. Geholpen door de toenemende inzet van software, algoritmen en sensoren staat deze sector aan de basis van de digitale vernieuwing van andere sectoren.