
Omslag naar welzijn noopt 'de stad' tot innovatie
Nederlandse steden scoren minder hoog op ‘brede welvaart’ dan plattelandsgemeenten, zo rapporteren diverse media op basis van een regionale monitor van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De materiële welvaart is groter in de steden, maar met veiligheid, hygiëne en gezondheid is het in plattelandsgemeenten vaak beter gesteld.
Insight
Berichten en voorspellingen over urbanisatie zijn de laatste jaren schering en inslag. In 2050 woont ruim 68 procent van de wereldwijde bevolking in stedelijke gebieden, zo stelden onderzoekers van de Verenigde Naties (VN) enkele jaren terug. Volgens de definitie die zij hanteren bereikte Nederland dit niveau eind jaren tachtig al. Over twintig jaar woont zelfs 96 procent van de bevolking van ons land in stedelijke regio’s, aldus de VN. Ook het Planbureau voor de Leefomgeving gaat uit van verstedelijking.
Toch is het niet vanzelfsprekend dat ‘de stad’ mensen als een magneet blijft aantrekken. Het massale thuiswerkexperiment als gevolg van het coronavirus heeft duidelijk gemaakt dat het animo voor werken op afstand is toegenomen. Veel werknemers verwachten volgens het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid na de coronatijd een tot drie dagen per week thuis te werken. Dit maakt, in ieder geval voor werknemers in een aantal dienstverlenende bedrijfstakken, de noodzaak om in de stad te wonen kleiner.
Bovendien lijkt in het maatschappelijke debat ‘welzijn’ aan belang te winnen ten opzichte van welvaart. En dan komt het platteland er volgens de CBS-monitor per saldo beter vanaf. Zo zijn voor Amsterdammers de cafés en basisscholen weliswaar beter bereikbaar dan voor inwoners van Ooststellingwerf, maar is in de Zuid-Friese gemeente meer tevredenheid over het leven. En hoewel de hoofdstad 46 keer zoveel inwoners per vierkante meter telt, heeft in Ooststellingwerf een groter deel van de bevolking wekelijks contact met familie, vrienden en buren. In het eveneens dunbevolkte Renswoude ligt de levensverwachting voor mannen tien jaar hoger dan in Utrecht en Haarlem en voelt een groter deel van de inwoners zich bovendien gezond. En in de Veluwse gemeente Ede, waar meer dan de helft van het landoppervlak uit bos en open natuurlijk terrein bestaat, bestaat meer tevredenheid met de woonomgeving dan in Rotterdam, waar dit voor minder dan vijf procent van het oppervlak geldt.
Voor ‘de stad’ is het dus zaak om het welzijn te vergroten, bijvoorbeeld door meer publieke ruimte te creëren. Barcelona introduceerde in 2016 ambitieuze plannen om zogeheten ‘superblocks’ van enkele hectaren door de stad te planten. Deze blokken zijn grotendeels autovrij, het verkeer gaat er grotendeels per fiets en te voet, en ze bieden veel ruimte voor vergroening. Zo moet in de wijk Eixample een op de drie straten vergroend worden met als doel om voor elke inwoner een groene straat binnen 200 meter te hebben. Door optimalisering van het openbaar vervoer rondom de blokken, waarvan er meer dan 500 op stapel staan, neemt de verkeersdruk ook verder in de stad af.
Het onderzoek ‘Changing the urban design of cities for health: The superblock model’ toont de sterke effecten op welzijn van het Spaanse project. Vooral door minder uitstoot van stikstofdioxide, minder geluidsoverlast, meer groenvoorziening en minder hitte, zou de introductie van alle blokken tezamen 667 overlijdens per jaar schelen en het leven van de inwoners met gemiddeld 198 dagen verlengen. Daarnaast gaat de sociale cohesie – waar grote steden in Nederland laag op scoren – als bijeffect naar verwachting omhoog. Hoewel het nog maar zeer de vraag is of al die blokken worden gerealiseerd, is er dus een relatie met welzijn.
De druk op de publieke ruimte kan ook worden beperkt wanneer inwoners worden gestimuleerd om ‘gebruik’ te laten prevaleren boven bezit. Een voorbeeld hiervan is de introductie een ‘vervoersapp’ waarop mensen zich kunnen abonneren, waarbij ze een rit per ov, fiets of taxi kunnen bestellen om naar de bestemming te komen. Dat vermindert het aantal auto’s in de stad, waarmee meer ruimte voor groenvoorziening ontstaat en het welzijn dus toeneemt.
Uit onderzoek van ABN AMRO enkele jaren terug blijkt dat een op de drie Nederlanders open staat voor een bezitloos bestaan zolang ze maar hetzelfde gemak ervaart, de kosten betaalbaar blijven en de privacy gewaarborgd. Hier zullen steden mee aan de slag moeten. Om bijvoorbeeld vervoer optimaal af te stemmen, zijn IT-diensten nodig en zullen de fietsverhuurder, het autobedrijf en de aanbieders van openbaar vervoer moeten samenwerken om een dergelijke dienst aan de consument met optimaal te kunnen aanbieden.
De grote verschillen in de mate waarin stad en platteland tot de brede welvaart van mensen bijdragen, de herwaardering voor welzijn en de mogelijk omwentelingen die ons als gevolg van de coronacrisis te wachten staan, verhogen de onzekerheid over welke van de twee het gaat winnen. Het platteland lonkt, zeker nu voor een deel van de werkende bevolking wonen in de nabijheid van het kantoor minder relevant wordt. Maar ambitieuze plannen en de inzet van technologie kunnen de stad net dat dorpse karakter geven om meer welzijn in zich te hebben.
In Headlines & Insights geeft ABN AMRO duiding bij het nieuws.
Meer informatie
- CBS, Regionale monitor brede welvaart
- Sonny Duijn, ABN AMRO sectoreconoom, sonny.duijn@nl.abnamro.com
- ABN AMRO-publicatie, City-as-a-service: 1 op de 3 Nederlanders staat open voor bezitloos leven