Javascript is required

Obstakels in de infra

Obstakels in de infra

Bouwbedrijven Heijmans, Hochtief en Fluor hebben het werk aan het Zuidasdok in Amsterdam neergelegd na een conflict met Rijkswaterstaat over het voorlopige ontwerp van de ondertunneling van de snelweg A10. Rijkswaterstaat zou die hebben afgekeurd vanwege matige kwaliteit. Eerder al kwam het 1,9 miljard euro grote project in de problemen doordat het maken van het voorlopige ontwerp vertraging opliep.

Insight

De schermutselingen rond het Zuidasdok zijn exemplarisch voor de huidige staat van de grote infraprojecten in Nederland. Er zijn steeds minder bouwbedrijven die inschrijven op een aanbesteding, de bouwbudgetten zijn vaak niet toereikend, de inschrijfsom wordt regelmatig te laag ingeschat en er ontstaat discussie over wie de risico’s van het project moet dragen. Projecten lopen daardoor vertraging op, vallen duurder uit of gaan helemaal niet meer door. Niet alleen bij het Zuidasdok verloopt de bouw moeizaam. De zeesluis bij IJmuiden kent de nodige tegenslagen en het contract voor de vernieuwing van knooppunt Hoevelaken is onlangs ontbonden omdat partijen het niet eens konden worden over de verdeling en beprijzing van de risico’s.

De kiem voor deze problemen is gelegd tijdens de crisis. Overheden haalden toen grote infraprojecten naar voren om de economie te ondersteunen en bouwers aan het werk te houden. Bouwers sprongen en masse op deze werken en schreven onder druk van de concurrentie met zeer lage prijzen in op de aanbestedingen. De risico’s werden bovendien nog groter doordat overheden gingen werken met DBFM-contracten (Design, Build, Finance and Maintain), waarbij de opdrachtnemer zowel verantwoordelijk voor het ontwerp en de bouw van het project, als voor de financiering en het totale onderhoud.

De grote risico’s zorgden voor grote verliezen bij de bouwbedrijven. Dat werd geaccepteerd in crisistijd. Een goed voorbeeld is het project A15 Maasvlakte-Vaanplein waar het bouwconsortium verantwoordelijk was voor de aanvraag en goedkeuring van maar liefst 1.000 omgevingsvergunningen. De bouwers hebben naar schatting 217 miljoen euro verlies geleden op dit project en vanuit de overheid is er ook nog 102 miljoen euro bijgelegd.

Aan het einde van de crisis was het voor alle betrokken partijen duidelijk dat het zo niet langer door kon gaan. Maar de praktijk is weerbarstig en het economisch tij keerde sneller dan grote, langjarige infraprojecten duren. Dat blijkt maar weer bij het Zuidasdok. Gevolg is dat er meer discussie is over de risico’s, de planning uitloopt, het wederzijds vertrouwen tussen opdrachtgevers en bouwconsortia daalt en de (onvoorziene) kosten stijgen waardoor de faalkosten op alle fronten toenemen. Over het ontstaan en voorkomen van faalkosten publiceerden we vanuit ABN AMRO in april het rapport Verspilde Moeite.

De problemen die nu spelen zijn niet alleen terug te voeren op de marktdynamiek en de samenwerkingsvorm, maar vooral op de voorbereidingsfase. Uit het Verspilde Moeite-rapport kwam naar voren dat volgens bouwers in de voorbereidende fase van de bouw de meeste faalkosten ontstaan. Belangrijkste redenen zijn aanpassingen in prijs- en ontwerp, communicatieproblemen, vertraging in de uitwerking van het concept en onjuiste of onvolledige beschikbare data. Het Zuidasdok-project heeft met al deze problemen te maken. Een langere voorbereidingsfase kan een deel van de problemen die de huidige inframarkt kenmerkt oplossen.

Rijkswaterstaat erkent de problemen en ziet een langere voorbereidingsfase als een van de maatregelen om de markt beter te laten functioneren. Pas na de ontwerp- of engineeringsfase volgt de prijsbepaling voor de bouwfase. Zo kunnen de risico’s beter afgewogen in de prijs meegenomen worden en bij de partij neergelegd worden die het risico het beste kan dragen.

In Headlines & Insights geeft ABN AMRO duiding bij het nieuws.

Meer informatie

Lees ook

Meld je gratis aan voor onze Insights nieuwsbrief

Blijf op de hoogte van onze inzichten, tips en trends

Aanmelden