
In december presenteerde Eurocommissaris Frans Timmermans de Europese Green Deal; een groot pakket aan voorstellen dat ervoor moet zorgen dat Europa het eerste klimaatneutrale continent ter wereld wordt. Europese besluitvorming verloopt traag, dus het zal nog jaren duren voordat de voorstellen uit de Green Deal gevolgen hebben, hoor ik u denken.
Niets is echter minder waar. Het kritieke voorstel uit de Green Deal, een CO2-heffing op vervuilende producten van buiten de Europese Unie (EU) kan al dit jaar effectief worden en daarmee de Europese klimaatambities vleugels geven. Tenminste, als Timmermans z’n troeven goed uitspeelt.
De Europese ambitie om het eerste klimaatneutrale continent ter wereld te worden, liegt er niet om. Het betekent dat Europa bereid zal moeten zijn om ver vooruit te lopen op andere werelddelen. Helemaal nieuw is die Europese ambitie om voorop te lopen niet, maar tot nu toe hadden politici echter altijd een voet op de rem. Wie te hard van stapel loopt en bedrijven bijvoorbeeld te zwaar belast voor de uitstoot van broeikasgassen, loopt immers het risico dat die bedrijven verhuizen naar elders. Voor bedrijven kan het goedkoper zijn om vanuit een land met soepeler klimaatbeleid naar Europa te exporteren. Europa verliest dan werkgelegenheid, terwijl het klimaat ook niet geholpen wordt aangezien de uitstoot gewoon wordt verplaatst.
Verlatingsangst
Met deze ‘verlatingsangst’ in het achterhoofd hinkt het Europees klimaatbeleid permanent op twee gedachten. Zo liep Europa in 2005 voorop met de introductie van het Europese Emissiehandelssysteem (ETS), waardoor grote bedrijven een prijs moeten betalen voor elke ton CO2 die ze uitstoten, maar kennen de spelregels van het systeem talloze uitzonderingen. Hoe groter de EU destijds de kans achtte dat een bedrijf het continent de rug toe zou keren, hoe soepeler de spelregels nog tijdens de invoering werden. Daardoor voelen veel bedrijven alsnog nauwelijks een prikkel om te verduurzamen.
In de Green Deal van Timmermans zit echter een voorstel verstopt die aan deze halfslachtige koers een einde kan maken: een importheffing op vervuilende producten van buiten de EU. Na invoering van een importheffing moeten bedrijven die naar Europa exporteren aan de Europese grens afrekenen voor de emissies die ze bij de productie hebben uitgestoten. Zo wordt vluchten voor streng klimaatbeleid onmogelijk: wie zijn producten in Europa wil verkopen, moet na invoering van de importheffing linksom of rechtsom een CO2-heffing betalen.
Hoewel het – toegegeven – wel nog jaren kan duren voordat een importheffing op vervuilende producten van kracht wordt, kan de Europese verlatingsangst al in 2020 verleden tijd zijn. Alleen de verwachting dat er binnen vijf tot tien jaar een importheffing zal komen, kan daarvoor al voldoende zijn. Er zijn immers grote investeringen en risico’s verbonden aan de verhuizing van grote productievolumes naar een ander werelddeel. Zo staan tegenover een meer soepel klimaatbeleid elders de kosten van nieuwe fabrieken, complexere logistiek, andere belastingregels, een tekort aan ervaren personeel en nieuw te zoeken toeleveranciers.
Verwachtingen
Alleen als een bedrijf verwacht dat het na de verhuizing voldoende tijd krijgt om de investeringen terug te verdienen en risico’s de baas te worden, is een verhuizing een reële optie. Maar wat als de invoering van een importheffing over vijf tot tien jaar het onmogelijk maakt om de investering op tijd terug te verdienen? Welk bedrijf durft dan nog de gok te wagen en naar het buitenland te vertrekken?
Vooral voor grote bedrijven vormt de heffing een drempel. Zij zijn in de regel afwachtend en conservatief en hebben in veel gevallen decennialang gewerkt aan het opbouwen van klantrelaties, infrastructuur en marktaandeel en hebben dus veel te verliezen bij een grootscheepse verhuizing. De voordelen van een verhuizing moeten daarom evident en langdurig aanwezig zijn. Als het belangrijkste voordeel van een verhuizing, minder streng klimaatbeleid, binnen tien jaar dreigt te verdampen zal elke CEO zich achter de oren krabben.
Als Timmermans het Europese klimaatbeleid snel tanden wil geven, moet hij daarom zorgen dat de importheffing zo snel mogelijk hét onderwerp van gesprek wordt in de bestuurskamers van de grote Europese bedrijven. Zo kan Europa loskomen van de verlatingsangst die het gemeenschappelijk beleid jarenlang heeft gekenmerkt en kan het de beoogde rol van voorloper echt waarmaken.
Deze column verscheen eerder op Energeia.
Over de auteur
Arnold Mulder is sector banker Energie bij ABN AMRO. Deze sector is het middelpunt van de energietransitie die steeds meer vaart begint te krijgen.
Lees verder in de energiesector
De energiesector is sterk in beweging nu de energietransitie steeds meer vaart krijgt. ABN AMRO wil een leidende rol spelen in het versnellen van de energietransitie, die bol staat van de kansen én obstakels.